WAT IS SUIKERZIEKTE EN BIJ WELKE HONDEN KOMT HET VOOR?
Dit is een aandoening die veroorzaakt wordt door een stoornis in de functie van de alvleesklier (pancreas). De pancreas is een V-vormig orgaan dat gelegen is tussen de maag en de dunne darm. De pancreas produceert, naast enzymen voor de spijsvertering, ook hormonen. Het belangrijkste hormoon in verband met diabetes mellitus is insuline. Dit is een hormoon met velerlei functies, maar veroorzaakt voornamelijk een daling van de bloedsuikerspiegel. Het zorgt ervoor dat de glucose van het bloed naar de orgaancellen gebracht wordt en het wordt vrijgesteld bij hyperglycemie (een teveel aan bloedglucose).
Diabetes mellitus komt vooral voor bij honden van middelbare leeftijd (met name bij dieren van rond de 8 jaar). Het gaat hierbij vooral om vrouwelijke honden, maar deze aandoening komt ook regelmatig voor bij reuen. Ook bij de kat komt diabetes mellitus voor, vooral bij dieren van middelbare of oude leeftijd. De aandoening komt meer voor bij gecastreerde katers dan bij poezen.
OORZAKEN EN SYMPTOMEN VAN SUIKERZIEKTE
Er zijn verschillende oorzaken van diabetes mellitus. De pancreas kan bijvoorbeeld aangetast zijn door een ontsteking, een auto-immune aandoening of een tumor, maar ook bepaalde geneesmiddelen of een overproductie in het lichaam van bepaalde hormonen kan diabetes mellitus in de hand werken. Overgewicht kan eveneens een invloed hebben.
Bij diabetes mellitus is er sprake van een persisterende hyperglycemie. Dit wil zeggen dat er continu een te hoge bloedsuikerspiegel is. De suiker (glucose) bevindt zich dus teveel in het bloed en te weinig in de orgaancellen.
Gevolgen van een te grote hoeveelheid glucose in het bloed:
Bij diabetes mellitus zit er zoveel glucose in het bloed, dat de nieren de glucose niet meer volledig uit het bloed kunnen terughalen, waardoor er glucose in de urine uitgescheiden wordt. Het dier gaat hierdoor veel plassen en, ter compensatie, veel drinken. Door het vele plassen verliest het dier mineralen en natuurlijk veel vocht, waardoor uitdroging kan optreden. Ook is er sprake van energieverlies, en wordt het dier suf of sloom. Wanneer er niets gedaan wordt, kan in erge gevallen het dier zelfs in een coma raken.
Andere symptomen die bij diabetes mellitus kunnen optreden zijn lenscataract (wazig oog, vooral bij de hond) en neurologische symptomen (vooral bij de kat).
Gevolgen van een tekort aan glucose in de orgaancellen:
Glucose is een energiebron voor de cellen. Bij diabetes mellitus is er teveel glucose in het bloed en te weinig glucose in de orgaancellen. Deze cellen gaan, bij gebrek aan glucose, vetten verbranden om aan energie te komen. Het dier verliest dus zijn vetten en valt af. Bij deze verbranding van vetten tot energie komen er bovendien allerlei afvalproducten vrij, die ervoor zorgen dat het dier zich ziek voelt of zelfs in een coma raakt. Vanwege het energietekort is in het lichaam, worden er eveneens minder eiwitten opgebouwd. Deze opbouw van eiwitten kost immers energie en het lichaam wil deze energie zoveel mogelijk sparen voor de belangrijkste lichaamsfuncties. Door de verminderde opbouw van eiwitten heeft het dier een slechte wondheling, een verhoogde gevoeligheid voor infecties en treedt er gewichtsverlies en zwakte op.
DE DIAGNOSE
Symptomen:
Veel drinken en plassen, zwakte, overgewicht met plots gewichtsverlies, sloomheid, soms zelfs coma, braken. De eerste maanden kan het dier soms juist erg veel honger hebben, daarna verdwijnt de eetlust. Symptomen van de onderliggende aandoening (ontsteking van de pancreas, auto-immune aandoening,
Urineonderzoek:
Aanwezigheid van glucose in de urine, aanwezigheid in de urine van afvalproducten van de vetafbraak
Bloedonderzoek:
Te hoge bloedsuikerspiegel
DE BEHANDELING
- sterilisatie
Wanneer een teefje niet gesteriliseerd is, is het aangeraden om haar te steriliseren, aangezien de hormonen die geproduceerd worden door de eierstokken (ovaria), de hormonen van de pancreas kunnen tegenwerken. Hierdoor kunnen de pancreashormonen hun functie niet uitoefenen en dit werkt de diabetes in de hand.
- insulinetherapie
Aangezien onvoldoende insuline de oorzaak is van de persisterende hyperglycemie (de continu te hoge bloedsuikerspiegel), wordt er aan diabetespatiënten insuline toegediend. De eigenaar van het dier dient dit 1 of 2x per dag te doen, door middel van een injectie onder de huid. Deze toediening van insuline moet altijd gepaard gaan met het geven van een maaltijd aan het dier.
- Dieet
Het dieet is even belangrijk als de toediening van insuline voor een succesvolle behandeling van diabetes mellitus. Het voeder moet constant zijn in samenstelling en hoeveelheid en moet zeer regelmatig gegeven worden, zodat een constante dosis insuline bepaald kan worden.
HYPOGLYCEMIE, "EEN HYPO"
Hypoglycemie (te lage bloedsuikerspiegel) kan voorkomen bij elk dier met diabetes mellitus, op elk tijdstip van de behandeling en op elk tijdstip van de dag. De “gevaarlijkste” periode is 3-4 uur vóórdat de tweede maaltijd van de dag gegeven wordt. Het kan veroorzaakt worden door stress, niet willen eten, braken, overdreven beweging of een overdosis insuline.
Wanneer het dier bijvoorbeeld niet eet, krijgt het onvoldoende suiker binnen. Wanneer er dan een normale hoeveelheid insuline gegeven wordt, wordt de toch al lage bloedsuikerspiegel (door te weinig opname van voeding) nóg lager, want de insuline brengt de glucose van het bloed naar de cellen. Hierdoor treedt hypoglycemie op.
De symptomen van hypoglycemie zijn de volgende: plots grote honger, verwarring, omvallen, spierspasmen ( trillen en zwalken), desoriëntatie en angst. Het dier moet zo snel mogelijk glucose toegediend krijgen, om de bloedsuikerspiegel weer te verhogen en naar een normaal peil te brengen. Het is dus van groot belang de eigenaar altijd glucose in poedervorm (druivensuiker) in huis heeft. Deze kan snel opgelost worden in wat water en met een spuitje in de bek van het dier gegeven worden.